Bram en Aagie

Bram en Aagie

Het verhaal van Camping Tuinderij Welgelegen

Dit waargebeurde levensverhaal van Bram en Aagie speelt in een tijd dat het vervoer overwegend met paard en wagen gebeurde, de trekschuit en de zeilschepen nog volop in functie waren en de eerste auto’s van notabelen hun intrede deden in Noord-Holland.

Onze hoofdpersoon Bram is geboren als zoon van een van de zeven bakkers in Graft, in 1905. Het ouderlijk huis van Bram in de Raadhuisstraat was in 1904 gekocht door zijn vader Cornelis van Petten Abraham-zoon broodbakker te De Rijp van de heer Cornelis Vennik broodbakker te Heiloo. Aagie, de oudste dochter van de cafébaas van het Rijper wapen vlakbij de Beemsterbrug in De Rijp, is geboren in 1911. Het huis was in 1890 verbrand en weer opgebouwd, de gevel is toen blijven staan.

Zoals gebruikelijk hielpen de kinderen de ouders om het hoofd boven water te houden. Bram ventte brood voor zijn vader met de bakfiets en hondewagen, hetzelfde brood wat ook in het Winkeltje werd verkocht. Het betekende vaak: voor een half broodje naar de Wormerweg in de Beemster en naar de Noordeindemeer lopen of fietsen en daar het broodje afleveren. Katholieken kochten bij de katholieke bakker, doopsgezinde weer bij de doopsgezinde bakker, enz. Er moest dus veel kilometers gemaakt worden om het brood te slijten.

Al op jonge leeftijd wist Bram in ieder geval wat hij niet wilde worden…. bakker! Nee, na de lagere school en een aantal bazen later kwam Bram te werk op een tuinderij. Het werk lag hem wel, je kon wel zeggen dat Bram groene vingers had. In die tijd, rond 1925, was er veel tuinbouw in de “Eilandspolder”. De grond hier, klei op veen, was zeer vruchtbaar. Men geloofde dat de “Eilandspolder” hét tuinbouwgebied van Nederland zou worden. Alle akkers waren ontgonnen en werden gebruikt voor de teelt van aardappelen, wortelen, augurken, bloemkool, bonen, rode kool, enz. Een aantal bedrijven had ook kassen en bakken van platglas.

Een gemiddeld tuinbouwbedrijf was 0,5 tot 1 ha groot, maar de glasopstanden maten vaak niet meer dan 1000 m².

Groter kon ook niet, omdat alles met de hand gebeuren moest, zoals spitten, klauwen (grond fijn maken), harken, mest opbrengen, zaaien en oogsten. Dat oogsten was een hele bezigheid. Neem bijvoorbeeld bloemkool: eerst een uur varen met de schuit naar de akker (eerst door te kloeten met de hand, later met een motor). Op de akker werd de kool gesneden en in kisten verpakt. Deze kisten moesten op de schuit getild. Dan een uur varen naar de Rijp. Daar werd de boot gelost op de binnenvaartschuit van Schipper Visser. Dan kon men pas naar huis. Schipper Visser bracht de handel weer naar de veiling op Purmerend, waar het geveild werd. En dan maar hopen dat de inspanningen beloond werden bij de verkoop van de bloemkool.

Het huwelijk van Bram en Aagie

Bram wilde dus tuinder worden, maar hij had nog geen land. Op een dag hoorde hij dat de grond tegen over zijn ouderlijk huis te koop zou komen. De broers en zus Brugge hielden de tuinderij voor gezien: ze waren dan ook al op leeftijd. Bram beschouwde dit als de kans van zijn leven, dus hij ging naar de notaris die de verkoop regelde. De notaris was er niet: men zei dat Bram beter naar huis kon gaan om later terug te komen, maar dat vertikte hij. Hij bleef zitten. Dat was maar goed ook, want even later kwam de buurman Bark binnen die ook de grond graag wilde hebben. De notaris was laat thuis, maar Bram was eerste gegadigde en kocht de grond.

Bram was nu de gelukkige bezitter van 0,8 ha grond achter het oude raadhuis van Graft. Nu Bram eigenaar en tuinder was geworden, kon hij eindelijk Aagie ten huwelijk vragen.

Aagie had het in die jaren niet makkelijk gehad. Haar vader, herbergier van het Rijper wapen, was niet erg zakelijk en had een grote voorliefde voor muziek. Maar van muziek kon je toen niet eten dus de zaak draaide minder en minder. De familie moest het Rijper wapen verkopen en woonde daarna in Krommenie.

Bram haalde Aagie uit Krommenie vandaan en ze verloofden zich. Kort erna, in 1930, trouwden ze (de verlovingsfoto van Bram en Aagie hangt in de receptie van Camping en Tuinderij Welgelegen).

Bram was een tuinder in hart en nieren, dus het ging goed met het bedrijf. De tuinderij werd uitgebreid naar 1,6 ha er kwamen knechten om mee te helpen. Naast de volle grond kwamen er steeds meer platglas bakken. Deze bakken hadden betonnen randen en hierop werden de broeiramen gelegd. De teelt werd steeds fijner. Grove producten als uien en peen werden ingeruild voor soepgroenten, bonen, sla, meloen, enz. Hierdoor kreeg Bram de bijnaam Bram Soep.

Het ging zo goed dat er kassen werden gebouwd: het zogenaamde rolkas type. De wanden van deze kas bleven altijd staan, maar het dak werd verreden zodat er steeds een nieuwe teelt onder glas was. De grond zonder dak kon dan weer voorbereid worden voor de volgende bewerking. Aagie deed het huishouden, verkocht de groenten in het Winkeltje en in de schuur en ze bracht natuurlijk koffie naar de overkant. Ze hielp mee zoveel ze kon.

Van tuinderij naar camping

Gelukkig werd er niet alleen maar gewerkt: Bram en Aagie kregen vier kinderen. Ook toen nog hielpen de kinderen voor en na schooltijd zoveel mogelijk mee (moet je nu eens proberen, dan heb je de arbeidsinspectie zo op je dak). Opa Bram bleef tot op hoge leeftijd “tuinen”. Hij was samen met de families Eijk, Roelofsen en Blokdijk nog een van de weinige tuinders in de “Eilandspolder”. De verwachting dat de polder het tuinbouwgebied van Nederland zou worden is maar kort uitgekomen. In de jaren ’50 deed de mechanisatie zijn intrede. De grond was te zacht om de zware trekkers te houden, maar de (hand)arbeid werd te duur. De knechten gingen naar de fabrieken waar ze minder zwaar werk hoefden te doen en meer betaald kregen.

Nadat het noodlot had toegeslagen en Bram en Aagie geen opvolger meer hadden, besloten Bram (toen 61 jaar) en Aagie van de tuinderij een camping te maken. Camping Welgelegen was geboren. Samen runden ze de camping, tot Brams 83e jaar. Het Winkeltje werd de sigaren- en sigarettenwinkel van het dorp.

De wens van Bram en Aagie was dat de camping in de familie zou blijven, dit gebeurde ook…. Hun kleindochter nam de camping over, en naast camping werd ook de tuinderij nieuw leven in geblazen door de overname van de kassen van familie Eijk.

In het woonhuis woont nu hun kleinzoon: deze is uitbater van ’t Kleinste Winkeltje van Nederland. Het levenswerk van Bram en Aagie bestaat dus tot op de dag van vandaag.